Afgelopen week kreeg ik een opmerking waarvan ik mij afvraag, dat als ik een man zou zijn, dit ook tegen mij gezegd zou zijn. Er werd mij medegedeeld, dat het niet verstandig is om hoger opgeleid te zijn dan mijn partner. Een vrouw hoort niet intelligenter te zijn dan haar man. Dat schijnt niet goed te zijn voor zijn ego. Doordat ik hoger opgeleid ben, zou hij zich minder waardevol gaan voelen. Het zou zeker ten koste van mijn relatie gaan. Intelligentie is niet afhankelijk van een gevolgde opleiding en intelligentie is niet iets dat spontaan opkomt, lijkt me.
Dit is overigens niet de eerste keer, dat dit mij verteld wordt. Toch ben ik iedere keer weer verbaasd. We leven toch in 2021? We hebben inmiddels toch gelijke kansen? In de jaren dat ik wiskunde en informatica studeerde, was dit anders. In het begin van de jaren ‘90 werd er gepromoot, dat je als vrouw moest gaan studeren. Het liefst in een exacte richting. In de praktijk bleek dit anders te zijn. Toenmalige docenten verklaarden hoge cijfers als toevalstreffer. Een vrouw kon geen wiskundeknobbel hebben. Als jonge vrouw moest ik harder lopen, dan mijn manlijke medestudenten. Dat is gelukkig veranderd. Nu bij ons op de theologieopleiding maakt dit niet uit. Docenten behandelen alle studenten gelijk. De buitenwereld daarentegen niet altijd.
Rond mijn afstuderen had ik een sollicitatiegesprek. Daar kreeg ik de vraag hoe ik gezin en werk zou gaan combineren. Hoe zouden zij te eten krijgen, als ik in de avond zou werken. Dat mijn zoon boven de twintig is en mijn partner meestal kookt, maakte geen indruk. Nee moeders moest ‘s avonds aan het aanrecht staan. Die baan heb ik, achteraf gelukkig, niet gekregen. In die tijd was ik beledigd. Ik heb aan mijn mannelijke medestudenten gevraagd of aan hen dit soort vragen ook werd gesteld. Het antwoord was ontkennend. Het verbaast mij telkens weer, dat er in deze tijd nog steeds, dit soort vragen gesteld en opmerkingen gemaakt worden.
Tijdens de TST-Romereis van 2017 schreef ik in de bijbehorende blog, dat ik moeite had met het ontsteken van elektrische kaarsjes. In veel kerken in Rome kun je geen echte kaarsjes aansteken. Het branden van kaarsjes kan schadelijk zijn voor het interieur van kerkgebouwen. Ik had op dat moment niet gedacht, dat er een moment zou komen, dat ik geraakt zou worden door het gebruik van elektrische kaarsjes.
In de zorginstellingen waar ik werk hebben we met Pasen ook een Paaswake gehouden. Net als in kerken wordt hier ook de nieuwe Paaskaars binnen gebracht en aangestoken. Echter is het licht doorgeven met echte kaarsjes niet verstandig. Ik heb gezocht naar een alternatief en kwam bij diner kaarsen met LED-lampjes uit. Voor het plaatje, heb ik ervoor gezorgd dat deze kaarsjes dezelfde afbeelding kregen als de grote Paaskaars. Bij het verdelen van het Licht kregen de kapelbezoekers zo toch hun kaarslicht, maar dan op een veilige manier. Bij het uitdelen heb ik mensen zien stralen door hun kaarslicht, net alsof ze door echt kaarslicht verlicht werden. Ook hier namen de mensen na afloop kun kaarsje mee. Een aantal bezoekers vertelde dat het kaarsje van vorig jaar nog stond, dat het ze kracht heeft gegeven.
Het is dan wel een kaarsje op batterijen, maar de intentie blijft hetzelfde. In tegenstelling tot het stukje in de blog van de TST-Romereis zeg ik nu, dat een elektrisch kaarsje zeker kan bijdragen aan de sfeer. De moeite die ik er mee had is in rook opgegaan.
Op de theologieopleiding waren een aantal docenten er heilig van overtuigd, dat je aan pastoranten geen privé zaken moet vertellen. Mijns inziens kan het juist vertrouwen geven. Doordat pastoranten weten, dat jij als geestelijk verzorger of als pastoraal werker kinderen hebt, of een overlijden van dichtbij hebt meegemaakt, durven ze je meer te vertellen. Ik zou er natuurlijk compleet naast kunnen zitten. Gelukkig deed er zich een kans voor, om dit in de praktijk uit te proberen. Via de opleiding konden we mee op bedevaart naar Lourdes en daar stage lopen.
Basiliek van de Onbevlekte Ontvangenis
Om ervaring op te doen in het werkveld van het pastoraat, werden we in een ‘hotelparochie’ geplaatst. In deze groep zijn een aantal parochies bij elkaar gevoegd en deze groep wordt bijgestaan door een priester en een pastoraal werker. Aan deze groep had ik niets meer verteld, dan mijn naam en dat ik theologiestudent ben. Gedurende de week, deed ik mee in het pastorale team. Ik duwde rolstoelen, liep met een aantal de kruisweg, was lector bij een viering en bood een luisterend oor aan. Tijdens het wandelen werden de nodige vragen gesteld, meestal hadden deze betrekking op geloof, Bijbel kennis en Lourdes ervaringen.
Aan het eind van de week, werd mij gevraagd hoe oud ik was en of ik nog bij mijn ouders woonde. Nadat ik vertelde, dat ik inmiddels de veertig gepasseerd was en een zoon van rond de twintig had, was er eerst verbazing, daarna volgden er vele levensverhalen. Nu ze wisten, dat ik levenservaring had, durfden de mensen mij hun verhaal pas toe te vertrouwen. Dit bevestigde mijn voorgevoel dat ik al eerder had. Mijn ervaring is, dat het goed is om iets uit je privéleven te delen, niet je problemen en je gedoe, maar wel belangrijke momenten uit je leven. Het maakt je toegankelijker en het contact persoonlijker.